Frans Leijten over het functioneel inzetten van EEG bij screening van acute encefalopathie en delirium

Leiderschap binnen de zorg van acute encefalopathie en delirium. Het is een belangrijk onderwerp waar we vanuit Prolira vorig jaar een symposium aanweidden. Belangrijke experts uit de ziekenhuiszorg, waaronder Marcel Levi en Christiaan van Swol, deelden tijdens deze middag hun visie. 

Zo ook Frans Leijten, neuroloog en klinisch neurofysioloog in het UMC Utrecht. Tijdens zijn toespraak ging hij dieper in op het thema “EEG vragen bij de ziekenhuispatiënt”. In dit artikel nemen we u graag mee in zijn visie op dit onderwerp. Zo krijgt u antwoord op de vraag “Hoe is EEG functioneel in te zetten bij het screenen van de acute encefalopathie en delirium risico patiënt?” 

Wist u trouwens al dat we een nieuw symposium organiseren op 14 april? Deze zal in het teken staan van: Ziekenhuisbreed verschil maken met zorginnovatie. Klik op de knop hieronder om meer te lezen over ons volgende symposium.

Frans Leijten op Prolira Symposium over het functioneel inzetten van EEG bij delirium patiënten.

Video lezing dr. Frans Leijten

Dr. Frans Leijten geven ook een lezing tijdens ons vorige symposium

EEG bij het screenen van acute encefalopathie en delirium: waar komt uw belangstelling vandaan?

“Ik ben neuroloog. En eigenlijk is delier een neurologische aandoening, maar hierover later meer. Ik ben opleider EEG. Mijn proefschrift ging over de intensive care. Ik schreef over een verschijnsel dat in de jaren 90 nog niemand accepteerde. En dat is dat je letsel aan je perifere zenuwstelsel op kunt lopen als je lang op de IC ligt. Niemand geloofde dat op dat moment. Ik ben toen veel met metingen bezig geweest. Hierna zag ik patiënten terug tijdens de follow-up. Ze liepen vaak moeilijker, maar wat ook opviel waren de naweeën van het IC verblijf. Deze waren heel vaak op basis van delier. Hier is mijn belangstelling ontstaan.” 

Frans vertelt dat hij een aantal disclosures heeft. “Vroeger schaamde je je als je als dokter te maken had met commercie. Tegenwoordig zien we dat gelukkig anders. Want hoe gaaf is het, als je betrokken bent geweest bij de ontwikkeling van twee apparaten die ook daadwerkelijk een verandering in de zorg hebben gebracht? Eén van deze apparaten is DeltaScan. In het begin kocht ik aandelen –  een gouden tip wanneer je betrokken bent met de ontwikkeling van een medisch apparaat. Zo mag je namelijk meedoen met de aandeelhoudersvergadering. En dat is écht fantastisch. Ik heb hier enorm veel geleerd. Voor je het weet groei je van start-up naar scale-up en leer je ongelooflijk veel over de impact die je kunt hebben. We hebben een goede en spannende dynamiek tussen de naïeve wetenschappers en mensen die knopen doorhakken. Het product is nooit perfect, maar we gaan nu naar de volgende stap. Anders komt het er nooit van.”

Het andere apparaat waarbij Frans Leijten betrokken is geweest ligt binnen het gebied van epilepsie. Dit hulpmiddel heet de Nightwatch. Deze geeft een melding wanneer patiënten een epileptische aanval hebben in hun slaap. De doorbraak heeft een grote impact gemaakt op het leven van mensen. Zowel van patiënten, als van ouders en andere zorgdragenden. 

Terug naar delier en EEG, kunt u meer vertellen over de combinatie van deze twee?

“Ja, misschien is het goed om terug te gaan naar de basis. Het fenomeen delier is buitengewoon interessant. Een EEG hierbij wordt altijd gemaakt bij patiënten die wakker zijn. Zo’n wakker EEG vergelijk ik altijd met een kenniscentrum. Bijvoorbeeld een consultancy kantoor. Als je zo’n gebouw binnenloopt, dan loop je langs allemaal kamers. En in die ruimtes zie je verschillende mensen dingen doen. Koffie drinken, praten, telefoneren, typen op hun laptop. Er is eigenlijk geen touw aan vast te knopen. Maar toch voel je direct: in deze chaos wordt hard gewerkt. En juist dankzij deze chaos weet je dat het in orde is. Want stel je voor dat iedereen tegelijk de telefoon grijpt als jij binnenloopt. Dan zou je onmiddellijk een gek gevoel krijgen van ‘hier klopt iets niet.’ Het is namelijk heel bedreigend als je iedereen iets gecoördineerds ziet doen. We moeten het hebben van chaos. Het brein heeft dat ook. Als we kijken naar een wakker EEG zien we daarom ook allemaal chaotische bewegingen. Daar is weinig concreets uit af te lezen.”

Normaal EEG bij wakkere patiënt

Frans vertelt dat dit bij een EEG van iemand met een delier anders zit. “Een delier is een neurologische aandoening. Deze zie je niet op een MRI, maar op een EEG is dit heel duidelijk. We zien dan weer wat prettige chaos, maar als je goed oplet, zie je dat het EEG verandert. Deze gaat als het ware op en neer. Zo’n EEG heeft een fluctuatie, waarbij de chaos wordt afgewisseld met trage activiteit van hoge amplitude. En zo weten we dus dat het brein niet goed functioneert. Het mooie is: dit kun je gewoon meten en is niet te miskennen. Er kunnen al snel conclusies worden getrokken dankzij deze meting. Neem bijvoorbeeld specifieke sectoren zoals de psychiatrie. Een schizofrene patiënt hallucineert de hele dag door. Ik kan u verzekeren: die patiënten hebben een normaal EEG. Daar is niets geks te zien tussen de georganiseerde chaos door. Dit staat dus in fel contrast met een EEG bij een delier.” 

EEG bij wakkere delirante patiënt

Van de volledige toespraak van Frans Leijten is nu ook een video beschikbaar. Deze bekijkt u door te klikken op onderstaande knop:

En hoe verhoudt EEG zich tot DeltaScan?

“EEG vormt de basis van DeltaScan. Daarin meten we de delta-activiteit. En deze activiteit is polymorf, dus heeft niet een vaste vorm en diffuus. Dit is de clou als we kijken naar encefalopathie en delier. Normaal gesproken maken we een EEG op basis van 23 kanalen. Met DeltaScan laten we zien dat dat ook met één kanaal kan. Nu hoor ik je denken ‘hoe kan dat?’ Een delier beperkt zich niet tot een plek in de hersenen. Het zit gewoon overal. En de elektrodes van DeltaScan zitten over de rechter hersenhelft, redelijk ver uiteen. Daarmee meten we ook de gebieden ertussen. Zo worden die polymorfe golven goed zichtbaar. Je ziet het vormverschil tussen bijvoorbeeld een artefact als een oogbeweging en de polymorfe activiteit. En het leuke is: dat kun je een algoritme ook leren.” 

Frans Leijten vertelt verder. “En dat is eigenlijk precies wat er is gebeurd. We hebben een soort bibliotheek gemaakt van alle oogbewegingen die mensen maken. Want uw oogbeweging is niet die van uw buurman of buurvrouw. We hebben allemaal onze eigen gekke manieren om onze ogen te laten knipperen. Dankzij deze bibliotheek kunnen we die betrouwbaar herkennen. Het algoritme van DeltaScan kijkt zo naar wat overblijft aan echte delta-activiteiten.” 

U noemt polymorfe hersenactiviteit: hoe uniek is dat in een EEG?

“Ja, hier zit wel iets grappigs aan. Als je net geboren bent is je EEG alleen maar delta-activiteit. Dus een pasgeborene heeft volgens een EEG sowieso een delier. Maar niet heus. Baby’s kunnen niet anders. Zo rond de leeftijd van twaalf jaar, verdwijnt de delta-activiteit uit het wakkere EEG. Dus als iemand mij vraagt ‘wanneer kan ik DeltaScan gebruiken om encefalopathie of een delier te detecteren?’ Dat kan theoretisch rond 16 jaar, dan heb je een veilige marge. Een volwassene zit dus altijd safe.” 

Hebben volwassenen met een gezond brein nooit polymorfe delta-activiteit in de hersenen?

“Jawel, als we slapen. In de diepere slaapstadia vind je polymorfe hersenactiviteit in de hersenen. Niet wanneer je doezelt, maar wel als je in slaapstadia 2 tot 4 komt. En in de REM slaap is delta-activiteit weer verdwenen. DeltaScan mag dus ook niet gebruikt worden bij iemand die diep slaapt. Dit staat trouwens ook in de gebruiksaanwijzing. Maar dit heeft dus wel een hele duidelijke reden. Het gekke is dat delta-activiteit bij een volwassene in waak niet voorkomt. Dat is eigenlijk altijd foute boel. Dan is er iets mis met je brein. Dat hoort bij een wakker EEG niet aanwezig te zijn.”

Frans Leijten benadrukt dat dit nu heel eenvoudig klinkt. In de praktijk werkt dit natuurlijk anders. Hij gaat daarom graag nog wat dieper in op de aannames bij het gebruik van een nieuw medisch apparaat. 

Waarom is het belangrijk om dieper in te gaan op deze aannames?

“Wanneer je een product ontwikkelt, moeten er heel veel stappen genomen worden om te komen tot iets wat je daadwerkelijk in de praktijk kunt gebruiken. Het is daarom belangrijk om deze stappen richting product duidelijk in kaart te brengen. Met andere woorden: je gebruikt het product, je wilt het inzetten en weet daarom in grote lijnen welke veronderstellingen er aan dit apparaat liggen. En daarom vind ik het belangrijk om in te gaan op de aannames bij het gebruik van DeltaScan.”

Een aanname is dat een polymorfe delta altijd een delier is. Frans vertelt dat dit natuurlijk niet zo is. “Wanneer je klinisch kijkt, zul je zien dat sommige mensen geen delier vertonen. En er zijn ook mensen die wel zulk gedrag vertonen, maar geen afwijking laten zien op DeltaScan. Maar dit zijn er gelukkig niet veel. De volgende stap is voor iemand die werkt met de patiënt. Bijvoorbeeld een clinicus of verpleegkundige. Is het ook daadwerkelijk een delier? Dit verschil moet diegene dan wel goed kunnen zien, anders begrijp je de techniek niet.” 

“Daarnaast moet je goed begrijpen dat DeltaScan één kanaal beoordeelt in plaats van 23 kanalen in een gewoon EEG. En dat kan alleen betrouwbaar worden geïnterpreteerd als die delta echt overal zit. Ik moet dus zeker weten dat als ik rechts de DeltaScan plak, ik ervan uit kan gaan dat gemeten delta ook links zit. Maar, dat weet je natuurlijk niet. Als iemand toevallig iets heeft dat alleen delta-activiteit veroorzaakt aan rechterkant, dan heb ik een probleem. Dit zie je bijvoorbeeld bij een hersenbloeding of beroerte aan die zijde. Met neurologische aandoeningen moet je daarom oppassen. En vooral met patiënten met een aandoening in de rechter hemisfeer. Zo zie je maar dat er diverse aannames zijn die we goed voor ogen moeten houden bij het gebruik van zo’n medisch apparaat.”

Bestaan er ook nog andere aandoeningen die polymorfe delta-activiteit kunnen veroorzaken?

“Ja, die zijn er zeker. Aandoeningen die diffuus plaatsvinden, met andere woorden: niet op een plek. Hierbij kun je denken aan parkinson dementie, Lewy body dementie en intoxicaties. Overigens is de kans groot dat iemand met Lewy Body Disease in het ziekenhuis ook delirant wordt. Maar hier moeten we mee oppassen. DeltaScan is het geschiktst voor mensen die geen primair neurologisch hersenlijden hebben.” 

Het EEG lijkt dus gevoeliger dan de klinische score voor delier. Maar Frans Leijten benadrukt dat we daar niet verbaasd over moeten zijn. 

“Het is nooit zo dat een techniek gelijk is aan een klinisch beeld. Als ik naar ECG-afwijkingen kijk, kan ik ook niet bij iedereen met zekerheid zeggen of er wel of geen hartinfarct gaande is. Het is natuurlijk een sterke indicatie, maar het is nooit 1:1. En dat geldt ook bij DeltaScan. Het mooie is dat we daar komende tijd stappen mee vooruit kunnen maken. Zo kan het EEG al afwijkend zijn, terwijl die patiënt pas de volgende dag een delier krijgt. En juist dat is interessant vanuit het oogpunt van behandeling. Nu is dat nog niet goed uitgezocht. Wat we wel weten is dat mensen met een hoge deltascore vaak klinisch gezien het zwaarste delier hebben.” 

Hoe kijkt u hier vanuit neurologisch oogpunt naar?

“Als neuroloog zijn we opgevoed met ‘we gaan geen EEG behandelen’. Daar moet je altijd voorzichtig mee zijn. Het is belangrijk dat iedereen eerst gewoon die patiënt bekijkt en daar ook rustig de tijd voor neemt. DeltaScan kan dit niet zo maar vervangen. Dat is namelijk wat er vaak op de IC gebeurt. Er wordt nogal eens, en ik wil natuurlijk niemand voor de schenen trappen, slecht naar een patiënt gekeken op de IC. Dat ontdekte ik bij mijn proefschrift. Iedereen kijkt naar monitors en naar plaatjes. Ik zei dan wel eens tegen een verpleegkundige ‘hij beweegt zijn armen en benen niet.’ Hier werd dan schouderophalend op gereageerd. Mijn conclusie was: iedereen vond dat wel fijn. Zo trok de patiënt de tube of het infuus er niet uit. Maar als je goed keek bleken deze mensen een critical illness polyneuropathie te hebben. Dit is een serieuze aandoening waar mensen nog maanden voor in revalidatie moesten. Zo blijkt maar weer: we moeten niet te veel met metertjes. We moeten vooral beter kijken. Maar we weten allemaal dat metertjes ook goed kunnen werken. Als neuroloog ben ik dus ook schuldig aan dit punt. Metertjes in combinatie met goed kijken: dat is de gouden combinatie.” 

Wilt u de volledige toespraak van Frans Leijten bekijken? Klik op de knop hieronder, vul uw gegevens in en krijg direct toegang tot de volledige video.

Heeft u na het lezen van dit artikel vragen over de DeltaScan? Of zou u graag een keer bellen met één van onze experts?

Vul het onderstaande formulier in en wij nemen spoedig contact met u op.


Christiaan van Swol over de vernieuwde aanpak van delier binnen de Santeon Groep.

Afgelopen jaar organiseerden we een symposium over leiderschap binnen de zorg van acute encefalopathie en delirium. Tijdens deze middag gaven vooraanstaande experts hun visie op dit belangrijke onderwerp. Zo deelden we eerder al gedetailleerde informatie uit de toespraak van Marcel Levi

In dit artikel gaan we graag dieper in op de visie van Christiaan van Swol, Klinisch Fysicus in het St. Antonius Ziekenhuis. Dit ziekenhuis is onderdeel van de Santeon Groep. Op Prolira’s najaarssymposium 2022 sprak Christiaan over de vernieuwde aanpak van delier binnen de Santeon Groep.

Wist u trouwens al dat we een nieuw symposium organiseren op 14 april? Deze zal in het teken staan van: Ziekenhuisbreed verschil maken met zorginnovatie. Klik op de knop hieronder om meer te lezen over ons volgende symposium.

De gemeenschap van mensen die zich bezig houdt met delier is heel hecht. We zijn gemotiveerd om deze zorg een stap verder te brengen. Dit is dan ook precies waar Christiaan van Swol naar streeft: samen delierzorg naar een hoger niveau tillen. 

Voordat we de diepte ingaan: kunt u wat meer vertellen over uw rol in het ziekenhuis en de Santeon Groep?

Ik ben Klinisch Fysicus in het St. Antonius Ziekenhuis. Dit is voor veel mensen een vaag begrip, daarom probeer ik dit beroep altijd uit te leggen met een voorbeeld. Ik ben eigenlijk een soort apotheker die in zijn werk te maken krijgt met medicatie. Een arts schrijft medicatie voor, de apotheker zorgt er vervolgens voor dat de patiënt de juiste medicatie krijgt. Zo schrijft een arts ook het gebruik van bepaalde medische apparaten voor. Als Klinisch Fysicus controleer je of het gebruik van zo’n apparaat op een goede, veilige én efficiënte manier gebeurt. Dit is een enorm leuk beroep: je kunt zo namelijk verschillende rollen aannemen. De ene keer ben ik een inhouse deskundige, de andere keer een kwartiermaker voor een nieuwe ontwikkeling. Soms ook de bedenker of innovator. Maar bovenal: ik vind het leuk om de zorg te verbeteren.

Uiteindelijk doet Christiaan het voor de patiënt. Om er voor te zorgen dat de patiënt op de goede manier zorg krijgt en het liefste nog in de thuissituatie, vindt Christiaan. Hij vertelt verder over de Santeon Groep. “Dan de Santeon Groep. Het St. Antonius Ziekenhuis maakt samen met zes andere ziekenhuizen deel uit van deze groep. Deze ziekenhuizen liggen verspreid in Nederland en lijken in verschillende opzichten op elkaar. Zo’n 10 tot 15% van de patiënten in Nederland wordt behandeld in één van deze ziekenhuizen. Maar wat vooral interessant is, is wat we met elkaar doen. Zo kopen we samen spullen in, maar veel leuker: we hebben elkaar gevonden in het verbeteren van de kwaliteit van de zorg. In multidisciplinaire teams bekijken we hoe we verschillende ziektebeelden beter kunnen meten en behandelen. Het is ontzettend gaaf, om dit met zo’n grote groep ziekenhuizen samen te kunnen doen.”  

Samen de zorg verbeteren. Een mooi streven, maar waar begint zo’n proces?

“Ik haalde het net al even aan, maar ik ben ook kwartiermaker voor het verplaatsen van zorg naar huis. En de zorg voor delier past goed binnen twee kaders. ‘De Juiste Zorg op de Juiste Plaats Bieden’ wat een programma is dat bijna bij elk ziekenhuis loopt. En daarnaast het ‘Integraal Zorgakkoord’. Dit draait eigenlijk vooral om het vraagstuk ‘Hoe zorgen we ervoor dat de zorg in de toekomst betaalbaar, toegankelijk en goed van kwaliteit blijft?’. Nu vragen mensen zich af ‘Waarom moeten we de zorg veranderen? Waarom hebben we een duurzamere visie op de zorg nodig?’ Nou, de vergrijzing in Nederland vergroot de vraag naar duurzamere zorg. Het aantal ouderen in ziekenhuizen zal namelijk met 25% toenemen. En deze mensen worden ook zieker, dus hebben daarmee meer ziektes en chronische ziektes. Daarnaast is er natuurlijk een tekort aan zorgpersoneel en de zorgkosten stijgen van €100 miljard in 2018 naar €174 miljard in 2040.” 

Christiaan vertelt verder: “En dan nog een leuk weetje: Wist je dat er jaarlijks 90 miljoen autokilometers gereden worden, alleen al voor het eerste consult in het ziekenhuis? Hier moeten we dus wat aan doen, want dit is niet schaalbaar bij veel nieuwe patiënten.” 

Hoe gaan we dit verbeteren? “Binnen het St. Antonius Ziekenhuis en de Santeon Groep denken we dat drie factoren hierbij van groot belang zijn. Zo willen we (1) de patiënten meer thuis houden, (2) de patiënt sneller naar huis laten gaan en (3) de patiënt zo kort mogelijk in het ziekenhuis houden. Deze laatste twee punten lijken op elkaar, maar hierin zit een nuanceverschil dat ik graag verder toelicht.” 

Laten we beginnen bij 1: de patiënt meer thuis houden. Wat bedoelt u hier precies mee?

“Binnen het St. Antonius en de Santeon Groep zijn we bezig met het opstarten van speciale programma’s. Deze noemen we het Antonius Thuis en het Santeon Thuis. Met deze programma’s proberen we chronische patiënten door middel van thuismonitoring thuis te houden in plaats van uit te nodigen op de polikliniek. Hierbij werken we veel samen met thuiszorgorganisaties. Wanneer er hulp ter plaatse nodig blijkt te zijn, schakelen we hen in. Ook werken we samen met de farmacie. Zij zetten fietskoeriers in die medicatie bij patiënten thuis brengen. Zo zorgen we er samen voor dat patiënten niet naar het ziekenhuis hoeven te komen.”

Dan factor nummer 2: de patiënt sneller naar huis laten gaan. Hoe pakken jullie dat aan?

“Hier zijn we tijdens de Covid periode mee begonnen. We zagen patiënten in het ziekenhuis op de verpleegafdeling die vanwege het protocol langer in het ziekenhuis bleven liggen. Zo had je patiënten die zuurstof kregen en langzaam herstelden, maar wel beter werden. We hebben toen gekeken of we die patiënt niet sneller naar huis konden laten gaan met het benodigde materiaal om te kunnen herstellen. Denk hierbij aan een zuurstof saturatiemeter of een thermometer. We vroegen hen om ons op de hoogte te houden van hun metingen. Zo konden zij op een veilige manier naar huis worden verplaatst. Daarbij vonden patiënten het zelf ook fijner om thuis te herstellen. Al was het alleen maar, omdat ze het eten daar beter vonden dan in het ziekenhuis. En het mooie is: dat levert zo’n tien ligdagen per patiënt op. Dit proberen we nu langzaam uit te breiden.

En hoe verschilt factor 3 “de patiënt zo kort mogelijk in het ziekenhuis houden” hiervan? 

“Wat we zien is dat de opname in het ziekenhuis ook een schaduwzijde heeft. Patiënten komen binnen met een aandoening, maar lopen tijdens hun opname soms nieuwe zaken op. Denk bijvoorbeeld aan infecties die in het ziekenhuis worden opgelopen. Of aan valincidenten. Maar denk ook aan delier. Patiënten die delirant worden in het ziekenhuis, worden hierdoor langer in het ziekenhuis opgenomen. Dit is een flinke belasting voor het ziekenhuispersoneel, maar ook vaak voor familie. Om de zorg in de toekomst duurzamer te maken is het essentieel om de patiënt zo kort mogelijk in het ziekenhuis te houden.” 

U haalde al een aantal keren delier aan. Hoe verhoudt delierzorg tot het bovengenoemde?

“Om dat goed te begrijpen, is het belangrijk om te snappen hoe groot de ziekte delier is. Laat ik de Santeon Groep als voorbeeld nemen. Binnen onze zeven ziekenhuizen zie je dat zo’n 15 tot 20 duizend patiënten jaarlijks risico lopen op een delier. En dat zo’n 1500 verpleegkundigen te maken krijgen met zo’n delirante patiënt. Het is echt een grote aandoening in de patiëntzorg. Vaak wordt dit niet zo gezien, omdat de ziekte verspreid zit over de verschillende afdelingen. Delier zit over het hele ziekenhuis verspreid. Daarom is juist voor deze groep patiënten het verbeteren van de zorg essentieel. Ze lopen namelijk schade op. We willen er voor zorgen dat de patiënten minder cognitieve restschade oplopen. Dat ze een beter behoud van kwaliteit van leven hebben en dat ze na hun ziekenhuisopname minder thuiszorg of verpleegzorg nodig hebben. Dit gaat uiteindelijk dus ook minder druk op mantelzorgers en/of verpleeghuiszorg uitoefenen.”

Christiaan vertelt verder over zijn betrokkenheid: “Ik ben pas een jaar of drie geleden betrokken geraakt bij het verbeteren van delierzorg. Deze feiten motiveren mij om de zorg te verbeteren: we moeten hier namelijk met z’n allen wat aan doen. Er zijn veel artikelen verschenen dat het vroegtijdig ingrijpen, en een goede behandelmethode, daadwerkelijk kunnen helpen om patiënten korter ziek te laten zijn vanwege delier. En daarmee ook sneller te herstellen.”

Hoe pakken jullie de delierzorg op dit moment aan?

“We beginnen met het screenen van patiënten met een verhoogd risico op delier. Dit doen we met een vragenlijst, de DOSS. Dit is een observatiescore. We zien wel dat dit lastig is. Verpleegkundigen voeren dit uit, maar nemen én hebben hier vaak weinig tijd voor. Daarbij zien we een gefragmenteerde aanpak terug. Er zijn meerdere mensen bij nodig: verpleegkundigen, geriatrisch internisten en artsen. En de onderliggende oorzaken zijn vaak heel divers. Dat maakt het soms ongrijpbaar en ook een meerkoppig monster. Het gevolg is een enorme onderschatting van het aantal delirante patiënten. Het diagnosticeren gebeurt dus niet altijd even goed. We zagen ook dat het kennisniveau van zowel verpleegkundigen als artsen niet altijd even goed was. Als het diagnosticeren niet juist gebeurt en je weet ook niet goed wat iemand heeft, is het opstellen van een goede behandeling extreem lastig.”

Zoals u aangeeft, is het extreem lastig. Maar wat nu?

“We zien een positieve wending. Zo is de DeltaScan een objectieve meetmethode om het risico op delier aan te duiden. Deze scan werkt als katalysator. Het is een technologisch hulpmiddel, en dat wekte mijn interesse, wat je kunt gebruiken als instrument voor triage patiënten na de eerste screening. We zijn er in het St. Antonius Ziekenhuis mee gestart. Tijdens de start hebben we met elkaar afgesproken dat we geen onderzoek gingen doen naar de meetmethode zelf, die liep toen namelijk al. We spraken af om te onderzoeken of we dit instrument kunnen gebruiken om de zorg voor delirante patiënten daadwerkelijk te verbeteren. Los van de meetmethode keken we naar de implementatie, of we de organisatie van het ziekenhuis konden veranderen en of we het kennisniveau naar een hoger niveau konden tillen. Een integrale aanpak dus.” 

Dat klinkt als een grote doorbraak in de delierzorg.

“Het onder de aandacht brengen van alle betrokkenen en op die manier volgende stappen maken is echt belangrijk. Ik zeg altijd maar zo: ‘meten is weten’. En dan bedoel ik niet DeltaScan zelf, maar wat je ermee doet. En dat is het dashboard dat onze BI-afdeling in het St. Antonius Ziekenhuis heeft ontwikkeld. We meten alles wat we doen: houden we ons aan de afspraken, zijn alle patiënten gescreend op de risico’s van delier? Zijn ze allemaal gemeten met DeltaScan? Is er een diagnose gesteld? Zo ja, wat is er gedaan aan interventie? Heeft dit effect gehad op de ligdagen van de patiënt? En ga zo maar door. Dit motiveert iedereen die hier mee bezig is. Je kunt zo namelijk ook het resultaat laten zien van de metingen.” 

Het laten zien van resultaat: is dat belangrijk voor jullie? En heeft het een positief effect?

“Het gebruik van zo’n nieuwe meetmethode brengt goede dingen, maar zorgt er ook voor dat je wat extra’s moet doen boven op je werklast die al heel groot is. Verpleegkundigen moeten aan het bed van de patiënt metingen doen. Tegelijkertijd moet je ook het management team van het ziekenhuis laten zien dat de nieuwe meetmethode écht impact heeft. En dan niet alleen op de kwaliteit van de zorg, maar ook op de kosten. Samen met een aantal partijen, zoals Prolira en het Julius Centrum van het UMC Utrecht hebben we het budget impact model ingesteld. Ik zal hier niet te veel in detail op ingaan. Maar wat we hebben gedaan is gekeken naar hoeveel impact je maakt. Zowel in de financiële zin op de zorg bij patiënten, maar ook met de interventies daarachter.” 

Als u terugkijkt naar jullie aanpak, wat hebben jullie dan geleerd?

In het St. Antonius Ziekenhuis hebben we gezien dat de gebruikers, oftewel de verpleegkundigen, echt in de lead zijn. We moeten hen voeden met informatie. Zowel om te informeren, als te motiveren. Het is belangrijk om te laten zien dat wat zij doen ook écht impact heeft. Verpleegkundigen zijn de sleutel tot het succes van een goede aanpak van delier. Zij staan aan het bed van de patiënt. En zij kunnen interventies doen. Natuurlijk ondersteund door de artsen in het ziekenhuis. De arts stelt de diagnose. Dat betekent dat zij beschikbaar moeten zijn om deze diagnose te kunnen stellen. Maar ook om de onderliggende oorzaak vast te stellen. Het is hierbij belangrijk om dit als team te organiseren. In ons ziekenhuis doen we dat nu dus ook anders dan dat we vroeger deden. Leiderschap is hierbij cruciaal om deze nieuwe aanpak vast te houden. En deze aanpak ook verder te brengen.” 

Waar staan jullie nu?

“We zijn in mei 2022 gestart. Inmiddels hebben we de nieuwe aanpak van delier in twee ziekenhuizen toegepast. Op de afdeling cardiothoracale chirurgie in het Catharina Ziekenhuis en op de afdeling trauma geriatrie in het OLVG. Ook staan we klaar om aan de gang te gaan in het derde ziekenhuis. Het is een proces van vallen en opstaan. Iets wat je in het ene ziekenhuis doet, kun je niet één op één kopiëren in het andere ziekenhuis. Daarbij is het lastig dat je sommige stappen uit het ene ziekenhuis weer opnieuw door moet in het andere ziekenhuis. Veel informatie delen is daarom essentieel. Het is goed om te zien dat er enorm veel energie vrijkomt om met elkaar de zorg te verbeteren. En dat we samen successen vieren. Samen de zorg naar een hoger niveau brengen, wat is er nu mooier dan dat?” 

Wilt u de volledige toespraak van Christiaan van Swol bekijken? Klik op de knop hieronder, vul uw gegevens in en krijg direct toegang tot de complete video.

Heeft u na het lezen van dit artikel vragen over de DeltaScan? Of zou u graag een keer bellen met één van onze experts?

Vul het onderstaande formulier in en wij nemen spoedig contact met u op.


Marcel Levi over het belang van medisch leiderschap als men wil innoveren in het ziekenhuis.

Op ons laatste symposium over leiderschap binnen de zorg van acute encefalopathie en delirium heeft Marcel Levi gesproken over zijn perspectief op het belang van medisch leiderschap als men wil innoveren in het ziekenhuis (ten tijden van COVID, bezuinigingen, etc.) Marvel Levi is Internist en Hoogleraar Geneeskunde in Amsterdam en Londen. Voorzitter Nederlandse Organisatie Wetenschappelijk Onderzoek. Marcel staat ook bekend om zijn onderzoek naar bloedziekten en zijn werk als beleidsmaker en bestuurder in de gezondheidszorg.

In deze blog leest u gedetailleerde informatie uit zijn lecture. 

Wist u trouwens al dat we een nieuw symposium organiseren op 14 april? Deze zal in het teken staan van: Ziekenhuisbreed verschil maken met zorginnovatie. Klik op de knop hieronder om meer te lezen over ons volgende symposium.

Gezondheidszorg. We lezen er elke dag iets over in de krant. Of we zien weer iets op het nieuws. Vaak is het nieuws over de gezondheidszorg negatief. Er is te weinig personeel. Er is niet genoeg geld. De wachtlijsten groeien maar door. En hier zit waarschijnlijk ook een kern van waarheid in, maar zelf kijkt Marcel anders naar de gezondheidszorg en de geneeskunde. 

Hoe kijkt u naar de huidige staat van onze gezondheidszorg en geneeskunde? 

“Ik durf te stellen dat we op dit moment een soort gouden eeuw van de geneeskunde doormaken, welke we te weinig vieren. We hebben het er überhaupt te weinig over. Onze biomedische kennis neemt namelijk toe. Bijvoorbeeld: het begin van de twintigste eeuw, kwamen de vitamines, hormonen, bloedgroepen, en anesthesie was mogelijk. Er werd een begin gemaakt met antibiotica. De dokters die toen leefden waren enthousiast over alle mogelijkheden die ze plotseling hadden en waar ze hun patiënten beter mee konden behandelen. Als we dan kijken naar de huidige tijd, dan zie je dat onze biomedische kennis eigenlijk nog nooit zo mooi en hoog geweest is als nu. Toch zien we dit niet in de gesprekken die we hebben.”

Zelfs op gebieden waar we denken dat het niet beter gaat, vertelt Marcel dat het beter gaat. Je kan bijvoorbeeld geen Intensive Care Journal open slaan waarin staat ‘Sepsis trails gefaald. Niets heeft geholpen.’ En dat klopt volgens Marcel wel gedeeltelijk, er is namelijk nog altijd geen golden bullet voor sepsis. “Maar het is interessant om te kijken naar de controle groep in al die trials. De mortaliteit aan sepsis is de laatste tijd telkens weer lager geworden bij redelijk vergelijkbaar patiënten, zonder dat we een golden bullet hebben. Dus kennelijk zijn er allemaal kleine verbeteringen doorgevoerd in de verpleegkundige zorg, misschien ook wel in de medische zorg.”

De mortaliteit aan cardiovasculaire ziektes tussen 1969 en nu is meer dan gehalveerd, volgens Marcel. “Toen ik bij mijn opleiding deed – dat is niet zo super lang geleden – had iemand die binnen kwam met een acuut myocard infarct (of hart infarct) ongeveer 15% tot 20% kans om na drie maanden niet meer in leven te zijn. Dat is inmiddels kleiner dan 1%. Het lukt je gewoon niet meer om dood te gaan aan een hartinfarct. Cardiologen laten dat niet gebeuren. Dat betekent overigens niet dat het probleem helemaal over is, maar dat je daaraan overlijdt als je het ziekenhuis hebt weten te halen, en je krijgt een goede behandeling, dan wordt de kans klein.”

Wanneer Marcel kijkt naar de patiënten van ongeveer 50 jaar geleden, dan ziet hij dat ze niet zo ziek waren. “Patiënten werden opgenomen voor een maagzweer, kregen vervolgens 6 weken een bepaald dieet en als het niet hielp mochten ze alsnog naar huis. Bij een hartinfarct werden patiënten ook 6 weken opgenomen en mochten ze pas na 6 weken op de rand van hun bed zitten. Inmiddels ben je binnen 2 uur weer thuis. We zien nu dat in toenemende mate, onze ziekenhuizen high-care & medium-care worden. En als je dat niet nodig hebt, dan hoef je dus eigenlijk niet in het ziekenhuis opgenomen te worden.”

Wat voor impact heeft deze verandering volgens u op ons zorgsysteem? 

“Het betekent eigenlijk dat we waanzinnig moeten veranderen. En dit zien we aan het personeel en het tekort aan personeel. Het tekort aan zorgpersoneel is iets waar doemdenkerig over wordt gedaan. In de krant lees je quotes als ‘Over 20 jaar moet 30% van de beroepsbevolking in de zorg werken als het zo doorgaat’. Ik vraag me af of dit waar is. Dan moet ik namelijk altijd even denken aan het tijdperk waarin de telefoon werd uitgevonden. Precies 100 jaar geleden. Iedereen wilde een telefoon en met elkaar bellen. Je belde de centrale en dan werd je doorverbonden. Telefoonverkeer toen nam zo’n enorme vlucht. De kranten stonden vol met ‘als het zo doorgaat, dan moet in de toekomst 30% van de beroepsbevolking in de telefooncentrale werken’. Nou weten we allemaal dat dit niet gebeurd is. Wat ik hiermee wil zeggen is dat als we een beetje out of the box denken, dan vallen de doemvoorspellingen mee.” 

Makkelijker gezegd dan gedaan. Wat is volgens u de volgende stap? 

“Een cultuur van vernieuwing en verbetering. Dit is wat er nodig is in onze ziekenhuizen. Hierdoor wordt het namelijk makkelijker om sneller nieuwe dingen voor elkaar te krijgen met elkaar. Multidisciplinair.

Marcel ligt het toe met een voorbeeld over de huidige ouderenzorg. “We zien in de gezondheidszorg momenteel dat we steeds oudere mensen krijgen. Door alle innovaties en verhoogde biomedische kennis, wordt de levensverwachting hoger. En deze oudere mensen krijgen steeds meer chronische ziektes die gaan stapelen. En door ons medisch model hebben deze ouderen voor elke chronische ziekte weer een andere arts. De gemiddelde bejaarde sjokt als een soort nomade van wachtkamer naar wachtkamer. Om telkens weer een andere dokter te zien die z’n eigen hobby uitvoert en weer doorstuurt naar de volgende. Dit levert natuurlijk problemen op. Communicatie problemen, maar vooral ontevredenheid bij de patiënt.” 

“Als je een hoogopgeleid en hoog gespecialiseerde arts en verpleegkundige bent, dan heb je altijd een basis opleiding gehad waar je de basis vaardigheden hebt geleerd. Maar op een of andere manier betekent specialiseren niet alleen dat je heel veel weet over één ding, maar het betekent vooral dat je geen zin meer hebt in de rest. Er moet maar iemand anders voor komen.

Waarom zou een orthopedisch chirurg van de patiënt die op zijn afdeling ligt niet ook de diabetisch kunnen behandelen? Daar heeft hij of zij wel gewoon onderwijs in gehad. 

Als iedereen een beetje uit zijn comfortzone komt en minder gefragmenteerd werkt, dan gaat alles veel makkelijker in de gezondheidszorg. Totaalvoetbal heet dat. We moeten dus een beetje weg van de situatie dat we grijze muizen zijn. We moeten de nieuwe zorgprofessional worden: waarbij je ook in staat bent om je kleur aan te passen aan de noden van de patiënt op dat moment.”

Wat betekent dit voor deliriumzorg?

“Delirium is een typisch voorbeeld, in mijn beleving, van een ingewikkelde ziekte (of syndroom). Er zijn veel symptomen voor de patiënt, verschillende ideeën over pathofysiologie, niet zo’n makkelijke diagnostiek en ook de behandeling daar kun je nog een flinke boom over opzetten. Iets waar we nog veel verbetering in moeten aanbrengen. Maar, hoe? Als je een ingewikkeld probleem (ook wel wicked problem) hebt, waarbij veel verschillende disciplines en denkrichtingen nodig zijn, dan moet je dat vooral samen doen. Multidisciplinair. Niet één dingetje eruit tillen en denken ‘Hier ga ik naar kijken want ik ben neuroloog’. Je maakt meer progressie als je het samen doet met mensen die dingen weten over gedrag, mensen die dingen weten over oudere mensen, mensen die dingen weten over communicatie en omgang met anderen en ga zo maar verder. Dus denk ik ook dat als je ook voortgang wilt maken in delier onderzoek, dan zul je dat multidisciplinair moeten aanpakken.”

We weten allemaal dat het lastig is om iets te implementeren in de praktijk, zelfs als dit iets heel mooi is. Er zijn heel veel barriers in de zorg. Hoe kijkt u hiernaar? 

“Ik denk als je dat verder erover nadenkt, dan moet het toch echt van de zorgprofessionals zelf komen, want er is geen ziekenhuisdirecteur, geen zorgverzekeraar, geen minister die het voor ons gaat doen. Dus we zullen het zelf moeten doen, want misschien is dat ook de beste oplossing omdat we daar zelf ook de meeste verstand van hebben. Ik geloof ook in dat naast doktoren, verpleegkundigen, diëtisten, fysiotherapeuten, allemaal leiders kunnen zijn. Mensen die aan het bed van de patiënt staan die weten hoe het echt gaan in de praktijk zijn goed in staat om dingen te veranderen.”

Marcel legt uit dat je dan op het punt komt van professioneel leiderschap. Het ligt niet alleen bij de directie, maar bij iedereen. “Je bent zelf al heel snel een leider in je eigen groep, bij de visite, bij een incident, bij het werk overleg, op de spoedeisende hulp: het maakt niet uit. Mensen verwachten ook leiderschap van je, dus iedereen zou ook zelf een kleine bijdrage moeten leveren.” 

Wat is nu het allerlaagst hangende fruit waarmee we innovatie kunnen stimuleren in ziekenhuizen?

“Als eerste, sense of urgency. Dus het gevoel van noodzaak. Dit is het belangrijkste wat mensen horen te weten omdat ze hierdoor de urgentie voor innovatie voelen. Vervolgens denk ik dat we heel erg af moeten van silo’s waar geld in verstopt zit. Hierdoor loop je bij grote projecten bij dus echt bij barrières op. Het kan dan dus zijn dat een project of product winst effectief is, maar dan valt de winst net even ergens anders dus net bij een ander persoon. Hoe krijg je voor elkaar dat de afdeling waar de winst komt, investeert in de afdeling die de investering doet?”

Allerlaatst, heeft u een tip over hoe men een afdeling mee kan krijgen in studie gerelateerde handelingen, zoals het uitvoeren van een DeltaScan meting, in tijde als deze met een zeer hoge werkdruk? 

“Een barrière voor veranderingen kan natuurlijk ook zijn dat mensen hun emmer al vol zitten. Ik kan twee dingen zeggen hierop. Investeer in het duidelijk maken van een probleem en vooral ook het probleem voor de afdeling. Motiveer heel erg op de sense of urgency. Bovendien is het ook heerlijk als je en keer iets niet meer hoeft te doen. Dus als je iets wil implementeren wat in het begin meer tijd kost, dan wil je ze ook duidelijk maken welke dingen ze later niet meer hoeven te doen.”

Wilt u de volledige lecture van Marcel Levi bekijken? Klik op de knop hieronder, vul uw gegevens in en krijg direct toegang tot de complete lecture.

Wilt u naar aanleiding van dit artikel meer weten over de Deltascan of heeft u een andere vraag voor ons?

Vul het onderstaande formulier in en wij nemen spoedig contact met u op.