Lezing - Christiaan van Swol over de vernieuwde aanpak van delier binnen de Santeon Groep
Afgelopen jaar organiseerden we een symposium over leiderschap binnen de zorg van acute encefalopathie en delirium. Tijdens deze middag gaven vooraanstaande experts hun visie op dit belangrijke onderwerp. Zo deelden we eerder al gedetailleerde informatie uit de toespraak van Marcel Levi.
In dit artikel gaan we graag dieper in op de visie van Christiaan van Swol, Klinisch Fysicus in het St. Antonius Ziekenhuis. Dit ziekenhuis is onderdeel van de Santeon Groep. Op Prolira’s najaarssymposium 2022 sprak Christiaan over de vernieuwde aanpak van delier binnen de Santeon Groep.
De gemeenschap van mensen die zich bezig houdt met delier is heel hecht. We zijn gemotiveerd om deze zorg een stap verder te brengen. Dit is dan ook precies waar Christiaan van Swol naar streeft: samen delierzorg naar een hoger niveau tillen.
Voordat we de diepte ingaan: kunt u wat meer vertellen over uw rol in het ziekenhuis en de Santeon Groep?
“Ik ben Klinisch Fysicus in het St. Antonius Ziekenhuis. Dit is voor veel mensen een vaag begrip, daarom probeer ik dit beroep altijd uit te leggen met een voorbeeld. Ik ben eigenlijk een soort apotheker die in zijn werk te maken krijgt met medicatie. Een arts schrijft medicatie voor, de apotheker zorgt er vervolgens voor dat de patiënt de juiste medicatie krijgt. Zo schrijft een arts ook het gebruik van bepaalde medische apparaten voor. Als Klinisch Fysicus controleer je of het gebruik van zo’n apparaat op een goede, veilige én efficiënte manier gebeurt. Dit is een enorm leuk beroep: je kunt zo namelijk verschillende rollen aannemen. De ene keer ben ik een inhouse deskundige, de andere keer een kwartiermaker voor een nieuwe ontwikkeling. Soms ook de bedenker of innovator. Maar bovenal: ik vind het leuk om de zorg te verbeteren.”
Uiteindelijk doet Christiaan het voor de patiënt. Om er voor te zorgen dat de patiënt op de goede manier zorg krijgt en het liefste nog in de thuissituatie, vindt Christiaan. Hij vertelt verder over de Santeon Groep. “Dan de Santeon Groep. Het St. Antonius Ziekenhuis maakt samen met zes andere ziekenhuizen deel uit van deze groep. Deze ziekenhuizen liggen verspreid in Nederland en lijken in verschillende opzichten op elkaar. Zo’n 10 tot 15% van de patiënten in Nederland wordt behandeld in één van deze ziekenhuizen. Maar wat vooral interessant is, is wat we met elkaar doen. Zo kopen we samen spullen in, maar veel leuker: we hebben elkaar gevonden in het verbeteren van de kwaliteit van de zorg. In multidisciplinaire teams bekijken we hoe we verschillende ziektebeelden beter kunnen meten en behandelen. Het is ontzettend gaaf, om dit met zo’n grote groep ziekenhuizen samen te kunnen doen.”
Samen de zorg verbeteren. Een mooi streven, maar waar begint zo’n proces?
“Ik haalde het net al even aan, maar ik ben ook kwartiermaker voor het verplaatsen van zorg naar huis. En de zorg voor delier past goed binnen twee kaders. ‘De Juiste Zorg op de Juiste Plaats Bieden’ wat een programma is dat bijna bij elk ziekenhuis loopt. En daarnaast het ‘Integraal Zorgakkoord’. Dit draait eigenlijk vooral om het vraagstuk ‘Hoe zorgen we ervoor dat de zorg in de toekomst betaalbaar, toegankelijk en goed van kwaliteit blijft?’. Nu vragen mensen zich af ‘Waarom moeten we de zorg veranderen? Waarom hebben we een duurzamere visie op de zorg nodig?’ Nou, de vergrijzing in Nederland vergroot de vraag naar duurzamere zorg. Het aantal ouderen in ziekenhuizen zal namelijk met 25% toenemen. En deze mensen worden ook zieker, dus hebben daarmee meer ziektes en chronische ziektes. Daarnaast is er natuurlijk een tekort aan zorgpersoneel en de zorgkosten stijgen van €100 miljard in 2018 naar €174 miljard in 2040.”
Christiaan vertelt verder: “En dan nog een leuk weetje: Wist je dat er jaarlijks 90 miljoen autokilometers gereden worden, alleen al voor het eerste consult in het ziekenhuis? Hier moeten we dus wat aan doen, want dit is niet schaalbaar bij veel nieuwe patiënten.”
Hoe gaan we dit verbeteren? “Binnen het St. Antonius Ziekenhuis en de Santeon Groep denken we dat drie factoren hierbij van groot belang zijn. Zo willen we (1) de patiënten meer thuis houden, (2) de patiënt sneller naar huis laten gaan en (3) de patiënt zo kort mogelijk in het ziekenhuis houden. Deze laatste twee punten lijken op elkaar, maar hierin zit een nuanceverschil dat ik graag verder toelicht.”
Laten we beginnen bij 1: de patiënt meer thuis houden. Wat bedoelt u hier precies mee?
“Binnen het St. Antonius en de Santeon Groep zijn we bezig met het opstarten van speciale programma’s. Deze noemen we het Antonius Thuis en het Santeon Thuis. Met deze programma’s proberen we chronische patiënten door middel van thuismonitoring thuis te houden in plaats van uit te nodigen op de polikliniek. Hierbij werken we veel samen met thuiszorgorganisaties. Wanneer er hulp ter plaatse nodig blijkt te zijn, schakelen we hen in. Ook werken we samen met de farmacie. Zij zetten fietskoeriers in die medicatie bij patiënten thuis brengen. Zo zorgen we er samen voor dat patiënten niet naar het ziekenhuis hoeven te komen.”
Dan factor nummer 2: de patiënt sneller naar huis laten gaan. Hoe pakken jullie dat aan?
“Hier zijn we tijdens de Covid periode mee begonnen. We zagen patiënten in het ziekenhuis op de verpleegafdeling die vanwege het protocol langer in het ziekenhuis bleven liggen. Zo had je patiënten die zuurstof kregen en langzaam herstelden, maar wel beter werden. We hebben toen gekeken of we die patiënt niet sneller naar huis konden laten gaan met het benodigde materiaal om te kunnen herstellen. Denk hierbij aan een zuurstof saturatiemeter of een thermometer. We vroegen hen om ons op de hoogte te houden van hun metingen. Zo konden zij op een veilige manier naar huis worden verplaatst. Daarbij vonden patiënten het zelf ook fijner om thuis te herstellen. Al was het alleen maar, omdat ze het eten daar beter vonden dan in het ziekenhuis. En het mooie is: dat levert zo’n tien ligdagen per patiënt op. Dit proberen we nu langzaam uit te breiden.”
En hoe verschilt factor 3 “de patiënt zo kort mogelijk in het ziekenhuis houden” hiervan?
“Wat we zien is dat de opname in het ziekenhuis ook een schaduwzijde heeft. Patiënten komen binnen met een aandoening, maar lopen tijdens hun opname soms nieuwe zaken op. Denk bijvoorbeeld aan infecties die in het ziekenhuis worden opgelopen. Of aan valincidenten. Maar denk ook aan delier. Patiënten die delirant worden in het ziekenhuis, worden hierdoor langer in het ziekenhuis opgenomen. Dit is een flinke belasting voor het ziekenhuispersoneel, maar ook vaak voor familie. Om de zorg in de toekomst duurzamer te maken is het essentieel om de patiënt zo kort mogelijk in het ziekenhuis te houden.”
U haalde al een aantal keren delier aan. Hoe verhoudt delierzorg tot het bovengenoemde?
“Om dat goed te begrijpen, is het belangrijk om te snappen hoe groot de ziekte delier is. Laat ik de Santeon Groep als voorbeeld nemen. Binnen onze zeven ziekenhuizen zie je dat zo’n 15 tot 20 duizend patiënten jaarlijks risico lopen op een delier. En dat zo’n 1500 verpleegkundigen te maken krijgen met zo’n delirante patiënt. Het is echt een grote aandoening in de patiëntzorg. Vaak wordt dit niet zo gezien, omdat de ziekte verspreid zit over de verschillende afdelingen. Delier zit over het hele ziekenhuis verspreid. Daarom is juist voor deze groep patiënten het verbeteren van de zorg essentieel. Ze lopen namelijk schade op. We willen er voor zorgen dat de patiënten minder cognitieve restschade oplopen. Dat ze een beter behoud van kwaliteit van leven hebben en dat ze na hun ziekenhuisopname minder thuiszorg of verpleegzorg nodig hebben. Dit gaat uiteindelijk dus ook minder druk op mantelzorgers en/of verpleeghuiszorg uitoefenen.”
Christiaan vertelt verder over zijn betrokkenheid: “Ik ben pas een jaar of drie geleden betrokken geraakt bij het verbeteren van delierzorg. Deze feiten motiveren mij om de zorg te verbeteren: we moeten hier namelijk met z’n allen wat aan doen. Er zijn veel artikelen verschenen dat het vroegtijdig ingrijpen, en een goede behandelmethode, daadwerkelijk kunnen helpen om patiënten korter ziek te laten zijn vanwege delier. En daarmee ook sneller te herstellen.”
Hoe pakken jullie de delierzorg op dit moment aan?
“We beginnen met het screenen van patiënten met een verhoogd risico op delier. Dit doen we met een vragenlijst, de DOSS. Dit is een observatiescore. We zien wel dat dit lastig is. Verpleegkundigen voeren dit uit, maar nemen én hebben hier vaak weinig tijd voor. Daarbij zien we een gefragmenteerde aanpak terug. Er zijn meerdere mensen bij nodig: verpleegkundigen, geriatrisch internisten en artsen. En de onderliggende oorzaken zijn vaak heel divers. Dat maakt het soms ongrijpbaar en ook een meerkoppig monster. Het gevolg is een enorme onderschatting van het aantal delirante patiënten. Het diagnosticeren gebeurt dus niet altijd even goed. We zagen ook dat het kennisniveau van zowel verpleegkundigen als artsen niet altijd even goed was. Als het diagnosticeren niet juist gebeurt en je weet ook niet goed wat iemand heeft, is het opstellen van een goede behandeling extreem lastig.”
Zoals u aangeeft, is het extreem lastig. Maar wat nu?
“We zien een positieve wending. Zo is de DeltaScan een objectieve meetmethode om het risico op delier aan te duiden. Deze scan werkt als katalysator. Het is een technologisch hulpmiddel, en dat wekte mijn interesse, wat je kunt gebruiken als instrument voor triage patiënten na de eerste screening. We zijn er in het St. Antonius Ziekenhuis mee gestart. Tijdens de start hebben we met elkaar afgesproken dat we geen onderzoek gingen doen naar de meetmethode zelf, die liep toen namelijk al. We spraken af om te onderzoeken of we dit instrument kunnen gebruiken om de zorg voor delirante patiënten daadwerkelijk te verbeteren. Los van de meetmethode keken we naar de implementatie, of we de organisatie van het ziekenhuis konden veranderen en of we het kennisniveau naar een hoger niveau konden tillen. Een integrale aanpak dus.”
Dat klinkt als een grote doorbraak in de delierzorg.
“Het onder de aandacht brengen van alle betrokkenen en op die manier volgende stappen maken is echt belangrijk. Ik zeg altijd maar zo: ‘meten is weten’. En dan bedoel ik niet DeltaScan zelf, maar wat je ermee doet. En dat is het dashboard dat onze BI-afdeling in het St. Antonius Ziekenhuis heeft ontwikkeld. We meten alles wat we doen: houden we ons aan de afspraken, zijn alle patiënten gescreend op de risico’s van delier? Zijn ze allemaal gemeten met DeltaScan? Is er een diagnose gesteld? Zo ja, wat is er gedaan aan interventie? Heeft dit effect gehad op de ligdagen van de patiënt? En ga zo maar door. Dit motiveert iedereen die hier mee bezig is. Je kunt zo namelijk ook het resultaat laten zien van de metingen.”
Het laten zien van resultaat: is dat belangrijk voor jullie? En heeft het een positief effect?
“Het gebruik van zo’n nieuwe meetmethode brengt goede dingen, maar zorgt er ook voor dat je wat extra’s moet doen boven op je werklast die al heel groot is. Verpleegkundigen moeten aan het bed van de patiënt metingen doen. Tegelijkertijd moet je ook het management team van het ziekenhuis laten zien dat de nieuwe meetmethode écht impact heeft. En dan niet alleen op de kwaliteit van de zorg, maar ook op de kosten. Samen met een aantal partijen, zoals Prolira en het Julius Centrum van het UMC Utrecht hebben we het budget impact model ingesteld. Ik zal hier niet te veel in detail op ingaan. Maar wat we hebben gedaan is gekeken naar hoeveel impact je maakt. Zowel in de financiële zin op de zorg bij patiënten, maar ook met de interventies daarachter.”
Als u terugkijkt naar jullie aanpak, wat hebben jullie dan geleerd?
“In het St. Antonius Ziekenhuis hebben we gezien dat de gebruikers, oftewel de verpleegkundigen, echt in de lead zijn. We moeten hen voeden met informatie. Zowel om te informeren, als te motiveren. Het is belangrijk om te laten zien dat wat zij doen ook écht impact heeft. Verpleegkundigen zijn de sleutel tot het succes van een goede aanpak van delier. Zij staan aan het bed van de patiënt. En zij kunnen interventies doen. Natuurlijk ondersteund door de artsen in het ziekenhuis. De arts stelt de diagnose. Dat betekent dat zij beschikbaar moeten zijn om deze diagnose te kunnen stellen. Maar ook om de onderliggende oorzaak vast te stellen. Het is hierbij belangrijk om dit als team te organiseren. In ons ziekenhuis doen we dat nu dus ook anders dan dat we vroeger deden. Leiderschap is hierbij cruciaal om deze nieuwe aanpak vast te houden. En deze aanpak ook verder te brengen.”
Waar staan jullie nu?
“We zijn in mei 2022 gestart. Inmiddels hebben we de nieuwe aanpak van delier in twee ziekenhuizen toegepast. Op de afdeling cardiothoracale chirurgie in het Catharina Ziekenhuis en op de afdeling trauma geriatrie in het OLVG. Ook staan we klaar om aan de gang te gaan in het derde ziekenhuis. Het is een proces van vallen en opstaan. Iets wat je in het ene ziekenhuis doet, kun je niet één op één kopiëren in het andere ziekenhuis. Daarbij is het lastig dat je sommige stappen uit het ene ziekenhuis weer opnieuw door moet in het andere ziekenhuis. Veel informatie delen is daarom essentieel. Het is goed om te zien dat er enorm veel energie vrijkomt om met elkaar de zorg te verbeteren. En dat we samen successen vieren. Samen de zorg naar een hoger niveau brengen, wat is er nu mooier dan dat?”